Sommige van deze eilanden zijn bewoond, sommige onbewoond. De omgeving is elke keer weer anders, maar toch ook hetzelfde: wit strand, palmbomen, blauw water, dat soort dingen. Op de bewoonde eilanden ontmoeten we de locals die elke keer wel weer blij zijn met onze komst. We ruilen functionele dingen als vishaken, hengels, touw en kleren tegen fruit. Op diverse eilanden geven we stiften, kleurboeken en puzzels cadeau aan de scholen en nemen we een kijkje in de klaslokalen.
Op de bewoonde eilanden leven tussen de 50 en 150 mensen. Men vangt regenwater op in grote tanks waar het hele dorp gebruik van maakt. Energie hebben ze meestal niet. In enkele gevallen wat zonnepanelen of een grote generator. De bevolking leeft vooral van vis, maar dit gaat op een wat kromme manier.
De kerk is in heel Tonga erg belangrijk, iedereen is christelijk en op zondag gebeurd hier helemaal niks, behalve kerkdiensten. Zelfs alle radiozenders zenden kerkmuziek uit. Opzich allemaal prima, maar wat er bij mij slecht in gaat is dat iedereen hier in redelijke armoede leeft maar alle kerken er het nieuwst, grootst en zeker het rijkst uitzien. Maar dat is nog niet het ergste, de manier waarop het geld verdiend wordt is in mijn ogen ronduit krom.
De vissers die we ontmoeten vertellen ons dat ze voor 1 gedroogde inktvis 2 Pa’inga (lokale munteenheid) krijgen, dat is 1,40 NZ dollar. Deze inktvissen worden door de kerk geëxporteerd naar NZ, en daar kost 1 gedroogde inktvis 20 NZ dollar. De vissers hebben geen keus, want er is niemand anders die de vis kan / wil / durft te kopen, en exporteren. Zo is er geen geld om te investeren in toerisme en wordt de ontwikkeling en de economie van het hele gebied een soort van stil gelegd.
We snorkelen, lezen op het voordek in de zon, slapen in hangmatten, ik speel gitaar, we vangen en speren vis, bbq-en op het strand, drinken rum en hebben vooral heel veel plezier. We zijn nooit alleen en inmiddels een vaste crew van vrienden / boten om ons heen. Het zware leven op zee begint me nog steeds niet te vervelen…
“Ik kijk omhoog. De nachtelijke sterrenhemel is zo groot, veel te groot voor de wereld, voor deze boot, voor onze verlangens en dromen. Alles kan er plotseling in wegwaaien en kwijtraken. Daar moeten we niet van schrikken.”