Amai, dat was er wederom goed op zeg! 160km met vertrek in het Velodrome in Invercargill, finish in Lumsden. 160 km op en af en heel veel tempo wisselingen. Best klassiek voor een sprint etappe, net als op tv: een groepje van een man of 5 ontsnapt na een uurtje koers en het peloton ontspant. Voorsprong loopt op tot 5 minuten en vervolgens wordt er flink aan getrokken door de ploeg van de leider en de sprintersploegen. 5 min wordt terug gebracht naar 1 min en met nog 5 km te gaan werd het gat uiteindelijk helemaal dicht gereden. In de laatste 2 km zaten 2 haakse bochten waarvan de laatste 400 meter voor het einde. Het hele peloton zat op 1 lang lint en ik finishte ergens achterin volgens mij. Exacte uitslagen zal ik er straks ff bij pakken.
In het begin was het wel wat wennen, ik zal eerlijk zijn: ik was gewoon te bang om m’n armstukken uit te trekken. Telkens opletten, remmen, aanzetten, positie kiezen, niet in de wind proberen te zitten en dan ook nog eens blijven eten en drinken.
Wielrenners zijn ook een beetje bijzondere figuren, allemaal baasjes, stuk voor stuk. Afgelopen maanden in Nieuw Zeeland heb ik het woord fuck misschien enkele keren voorbij horen komen maar vandaag ver 100voudigde zich dat. Op elkaar, op hun fiets, op de jury, op hun benen, op ploeggenoten, op het weer, op de weg, op de berger.
Voorbeeldje: een waterdrager komt met z’n zakken en trui vol bidons bij z’n kopman aan, naast mij. “yo, hey…” geen antwoord, “yo, hey, dude” geen antwoord, “Yo, dude!” en de kopman schreeuwt: “WHAT?!” vervolgens: “you need a drink?” antwoord: “No, fuck off.” Niet mijn soort volk. Doe mij maar triatleten ;-)
Gert-Jan Jonkman, mede Nederlander bij Hydraulink had trouwens een zware dag, volgens hem en het routeboek zou dit een vlakke etappe zijn. Maar Jonkie vond dat we wel 5x de Cauberg over gingen. Zo vlak is NZ dus.
Daarnaast vormen de wind en het weg oppervlak een extra uitdaging. De wind viel vandaag mee, maar op sommige stukken werd het echt fors op een kant getrokken en was het serieus afzien. Het weg oppervlak in NZ is vrij ruw, vooral op het zuidereiland. Omdat er relatief weinig gebruik wordt gemaakt van de wegen (er wonen hier niet zoveel mensen) wordt er asfalt gelegd, en daarover een flinke laag grove kiezels. Die kiezels worden het asfalt ingereden. Zo doende liggen er ook regelmatig flinke stenen op de weg die dan van wiel naar wiel worden gepingpongt terwijl je daar met 45 per uur langs rijdt. Een enkele keer komen ze hoger en heb je niet alleen een helm op voor valpartijen…
Morgen een iets kortere etappe: 140 km. We finishen op de muur van het zuiden: Bluff Hill. 3 a 4 km met een gemiddeld stijgingspercentage van iets van 10% met uitschieters naar 20%. Ben benieuwd hoe ik het er daar vanaf breng. Ik heb geen illusies, verwacht niks en hoop dat ik nog bij het grote peloton zit als we aan die klim beginnen.
Exacte resultaten, meer foto’s en al dat soort dingen op de website van de Tour of Southland. Misschien sta ik er ook nog wel ergens tussen want in het begin van de etappe zat m’n stuur los. Van de mekanieker stelde voor om even langs de kant van de weg te gaan staan maar daar was ik het niet mee eens. Ik kreeg vervolgens een imbussetje om het zelf vast te draaien. Toevallig was daar een fotograaf op motorfiets. Zijn vast mooie plaatjes geworden…
Nu efkes gaan liggen best…